top of page

Plaatsingsvoorschriften

predallen

Plaatsingsvoorschriften

1. Offerte en legplan

Na overeenkomst van prijs wordt op basis van de doorgegeven architectuur-, stabiliteits- en technische plannen door ons een legplan opgemaakt. Hiervoor wordt de werf eerst opgemeten, dit kan gebeuren door ons of door de aannemer. Hierdoor worden eventuele fouten uitgesloten. Na controle van het legplan door architect, aannemer & studiebureau kan overgegaan worden tot fabricatie. Op het legplan zullen alle nodige gegevens voor de uitvoering vermeld worden. 

2.Levering

Na de productie worden de predallen geleverd op een overeengekomen

datum en tijdstip. Het vervoer kan verzorgd worden door de klant of door

onszelf. De platen worden geladen op de vrachtwagen in volgorde van

plaatsing op de werf. 

3.Plaatsen

De predallen kunnen met een hijskraan vlug en gemakkelijk geplaatst

worden. Er dient een gepaste hijskraan voorzien te worden met voldoende

hefvermogen (150-160 kg/m²). Het hijsen zelf gebeurt met een

viersprongketting. De haken worden op de aangeduide plaatsen

van de plaat aangepikt. Voor plaatlengtes groter dan 6,50 m is een evenaar

aangeraden. De platen worden gelegd volgens het legplan en de

leveringsvolgorde. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de

oriëntatie van de platen. Elke plaat kan geïdentificeerd worden door zijn

nummer op de bovenkant. 

Voor het plaatsen van de predallen worden schoren opgesteld loodrecht op de draagrichting. De afstand tussen de schoren is afhankelijk van de toelaatbare overspanning. De schoren langs de dragende structuur mogen niet meer dan 50 cm van de draagstructuur verwijderd zijn. De schoren dienen maximum 150 cm van elkaar verwijderd zijn. Bij dikkere vloerplaten wordt 120 cm gehanteerd. Het is aangeraden verstelbare schoren te gebruiken zodat achteraf bijstellen nog mogelijk is. Het tegenpeil van de schoring bij een dikte tot 20 cm = 2.5mm/m en tot 25 cm = 3mm/m.

4. Voorbereiding storten

Na het plaatsen van de predallen moet alleen nog de bovenwapening

aangebracht worden. Bij het aanbrengen van leidingen mogen de

tralieliggers niet plat geslaan of doorgeknipt worden. De randbekisting

wordt op de juiste hoogte geplaatst. De bovenkant van de platen wordt

stofvrij en nat gemaakt om een zo goed mogelijk aanhechting te bekomen

met het tweede-fasebeton.

5. Opstort C25/30

Het tweedefasebeton dient gelijkmatig gestort te worden en de vloerdikte

dient overal gerespecteerd te worden. Indien mogelijk wordt het beton

tijdens het storten getrild.

6. Nabehandeling

Vroegtijdige, grote belastingen dienen vermeden te worden. 

Boringen kan men vermijden door uitsparingen aan te geven vooraf fabricatie.

Onderschoring mag pas verwijderd worden na 28 dagen.

bottom of page